De uitkomsten van een game (eigenlijk: het resultaat van genomen beslissingen) kan worden vergeleken met de uitkomsten die, gegeven de situatie, optimaal zouden zijn geweest. De methodes van toetsing aan zulke wiskundige optima komen voort uit de zogenaamde speltheorie. Dit begrip moet niet worden verward met het woord ‘spel’ zoals wij het kennen. Eerder betreft het een vorm van toegepaste wiskunde, waarin een game wordt gebruikt als wiskundige sleutel tot een optimale uitkomst in een bepaalde situatie, waarbij verschillende spelers (agents) met verschillende gedragingen (decisions) hun eigen of elkaars beloningen of belangen (pay-offs) kunnen beïnvloeden. Op basis van de genomen beslissingen en uitkomsten kan door de speler iets worden bijgestuurd, of kan zelfs de hele context worden aangepast.
Klik hier voor een verzameling (Engels) van zulke ‘spellen’ uit de speltheorie. Ze geven bijvoorbeeld antwoorden op beslissingsvragen als: kiezen voor efficiency of klantenbinding? Eerst een investering terugverdienen of permanent investeren in innovatie? De meest optimale keuze tussen dergelijke dilemma’s, dat wil zeggen de keuze die voor iedereen op termijn het beste uitpakt, wordt in de speltheorie doorgerekend. Er zijn wiskundige optima gedefinieerd voor resultaten van verschillende soorten games:
Simultaan of sequentieel
In een simultane games beslissen beide spelers op hetzelfde moment. Of op een ander moment, maar dan zonder dat de ander weet welke beslissing is genomen. In een sequentiële game weten spelers van elkaar wat ze hebben gedaan (board games). Een simultane game meet hoe iemand afwegingen maakt, afhankelijk van zijn houding ten opzichte van de ander (bijvoorbeeld vertrouwen). Een sequentiële game meet eerder hoe (ir)rationeel iemand reageert op handelingen van een ander in bepaalde omstandigheden.
Coöperatief of non-coöperatief
In een coöperatieve game is sprake van competitie tussen coalities van spelers, in plaats van tussen individuele spelers (non-coöperatief). Waar in een non-coöperatieve game wordt gezocht naar individueel beslissingsgedrag onder druk van een tegenstander, gaat het bij een coöperatieve game ook om beslissingsgedrag binnen de groep wanneer omstandigheden en verhoudingen veranderen (bijvoorbeeld in politieke games).
Symmetrisch of asymmetrisch
In een symmetrische game worden de spelers verondersteld elkaars gelijke te zijn. Qua positie en dus ook qua belangen. In een asymmetrische game is men ongelijk. De een is de ondergeschikte van de ander de een is leverancier en de ander afnemer. Daarbij kent men vaak niet alle belangen van de ander.
Zero-sum of non-zero-sum
In een zero-sum game betekent de winst van de een automatisch hetzelfde verlies van de ander. Waarom het zo heet? Als de omvang van de winst van speler A (bijvoorbeeld +2) wordt opgeteld bij de omvang van het daaruit volgende verlies van tegenstander B (-2), dan heffen beiden elkaar op (+2 + -2 = 0). In een non-zero-sum game gaat het juist om de balans tussen uitkomsten: hoe kunnen spelers met elkaar het meest optimale resultaat verkrijgen (1-1)?