Van het woord ‘game’ bestaan in de Engelse taal meer dan twintig verschillende betekenissen die allerlei aspecten van de werkelijkheid beschrijven. Etymologisch refereert ‘Ga’ aan samenzijn (vergelijk gathering, vergadering) en ‘me’ aan het Engelse men, aan mensen.

In vroeger tijden waren dat de mannen die terugkwamen van de jacht en samen dronken, aten en speelden (en gokten). Het woord ‘game’ duidt ook in de eeuwen daarna bijna altijd op een actief en plezierig samenzijn. En tegenwoordig kan dat laatste ook heel goed virtueel. In het Nederlands bestaan verder vijftig uitdrukkingen met het woord ‘spel’. Spel en game zijn onbewust blijkbaar veelzeggende begrippen.

Waarom is dat? We kijken eerst maar eens naar een formele definitie. Een spel of een game vormen een ‘een plezierige bezigheid, afwijkend van de normale bezigheden waaraan men gewend is, waaraan één of meer mensen deelnemen en waarbij een doel moet worden bereikt. Een spel is altijd actief (qua beslissen en doen), functioneert interactief (qua consequenties en feedback) en kent een eigen kader (qua vastgelegde grenzen en regels)’. Dat verklaart een en ander. ‘Onderhandelen is geen kwartetten, maar schaken’, zei de Nederlandse oud-minister Jan Pronk op 7 november 2012 op een Nederlandse radiozender. Spel lijkt blijkbaar verdacht veel op werken. Werk is immers ook actief, gereguleerd en doelgericht. Het onderscheid tussen spelen en werkelijkheid zit kennelijk in wat we normatief beschouwen als normale werkzaamheden (spelen is dat niet) en in wat we beschouwen als nuttig en productief (in plaats van het plezierige dat we uit spel halen).

Een potje voetbal, enkele levels van Mario: dat is in alle eerlijkheid toch ook niet als nuttig te beschouwen? Het zijn juist de verstrooiing, het vermaak, de afwijking van het normale, die bepalend zijn voor de classificatie ‘spel’. En dat klopt, althans wat betreft de uitvoering. Maar wat betreft de principes zijn beide net zo echt als het serieuze leven zelf. Neem voetbal – voor velen de belangrijkste bijzaak van het leven – als voorbeeld. Zijn we daarin niet een min of meer een beschaafde(?) oorlog aan het voeren, tegen een stam uit een ander gebied, compleet met eigen kleuren, vlaggen, liederen en een arbitrair tribunaal? Spelen de voetbal-analisten niet de rol van de wetenschappers uit het normale leven (meestal bekijken en voorspellen ze het immers fout) en zijn de coaches niet gewoon hetzelfde als onze managers op het werk: gerespecteerd en verguisd tegelijk? Is Mario niet een zoektocht naar geluk, omgeven door hindernissen en grillig als het leven zelf?

Spel is qua vormgeving vaak een vrolijke metafoor, maar qua principes gewoon harde werkelijkheid. De Brit Richard Bartle, game-onderzoeker, gaf op zijn website eens een typering van online game spelers: 1. killers (spelers die het allemaal en helemaal om de winst en de beloning te doen is; eerlijk of via cheats, dat maakt niet uit), 2. intellectuals (spelers die zichzelf en hun speloplossingen in de context van iets groters willen plaatsen en de rol van mentor aannemen), 3. achievers (spelers die vooral bevrediging halen uit de prestaties zelf en niet zozeer uit het winnen van anderen) en 4. socializers (spelers die het vooral om contact met anderen gaat).

Elke overeenkomst met menstypes uit het echte leven is geheel toevallig…